Arjen Rozendal Sectorhoofd Marine / Burgerpersoneel

Maatwerk vereist!

Beeld je in hoe zuur het moet zijn geweest dat je als jongste van het gezin wel eens misgreep of werd overgeslagen. Papa eindelijk weer thuis na een reis van negen maanden over het oostelijk halfrond en moeders heeft voor het elf koppen tellend gezin een feestmaal gemaakt. Hete bliksem met speklapjes! Bij het rondgaan van de pan blijkt er één speklapje te weinig te zijn en pis je als jongste royaal naast de pot. Mama was even vergeten dat de grootste eter weer aan tafel zat.

Op dit moment is er een groep militairen die eigenlijk voor een tweede keer slachtoffer is geworden van een in het AMAR (Algemeen Militair Ambtenarenreglement) genoemde datum: 1 januari 2002. Deze mensen hebben één ding gemeen: voor 1 januari 2002 behoorden zij niet tot het voor onbepaalde tijd aangestelde beroepspersoneel. Terwijl veel van hen voor die tijd langdurig hun land dienden op basis van een BT-aanstelling, zonder perspectief op een OT-aanstelling. Dit speelde zich af in een periode waarin er flink op Defensie werd bezuinigd en er sprake was van personeelsreductie. Door het arbeidsvoorwaardenakkoord voorafgaande aan de datum 1 januari 2002 voor de sector Defensie (1 augustus 2000 t/m 30 september 2001) was een leeftijdsophoging voorzien met ingang van 2006, met de afspraak dat ‘voor nieuw instromend personeel vanaf 1 januari 2002 een generieke ontslagleeftijd geldt van 58 jaar’. (Deze 58 jaar is later opgehoogd naar 60 jaar).

Hierdoor had Defensie plotseling meer en langer behoefte aan ervaren personeel dan op dat moment voorzien. Militairen die verplicht de dienst hadden verlaten of dat op korte termijn zouden gaan doen omdat ze niet in aanmerking kwamen voor een vaste aanstelling, werden verzocht om spoedig her in te treden of te blijven met een vaste aanstelling. Dit herintreden en blijven gebeurde op grote schaal. Bijvoorbeeld klassen VVO (Voortgezette Vakopleiding) bij de Mariniers, in 2002 (en later) waardoor voor hen in één klap de ontslagleeftijd van 58 jaar vaststond. Hoezo nieuw instromend personeel? Oud instromend personeel! Een actie die zou moeten leiden tot herstel (bijvoorbeeld door de ontslagleeftijd uit de oude regeling toe te kennen) of enige compensatie (een eerdere FLO dan 58 jaar) is er niet geweest.

Dan volgt klap twee. Bij het arbeidsvoorwaardenakkoord 2017-2018 was er opnieuw sprake van een leeftijdsophoging. Heel Nederland moet langer doorwerken dus ook de militair, was hier de gedachte. Echter, is hier onvoldoende aandacht geweest voor een groep die wel genoemd had moeten worden. Dat is de vergeten groep*: militairen van de zeemacht van de bouwjaren 1970 t/m 1974. Kennelijk nam men aan dat die hele groep op basis van hun geboortejaar onder de werkingssfeer van artikel 39a AMAR zou vallen. Daarmee zouden ze automatisch de keuze voor oDER hebben gehad. Echter, is dat niet het geval bij militairen die door Defensie (op de knieën gesmeekt) vanaf 1 januari 2002 opnieuw in dienst zijn genomen of na die datum toch nog een aanstelling voor onbepaalde tijd bij het beroepspersoneel kregen. Ik vind het vreemd, zo niet onverkoopbaar dat de vergeten groep (en daaraan gelijkgestelden) met een in tijd uit te drukken dienstverband gelijk aan collega’s met dezelfde bouwjaren zonder de gedwongen opgelopen knip per 1 januari 2002, nu een AOW -5 als FLO moeten wegkoppen i.p.v. (in het gunstigste geval) een FLO vanaf 55 jaar.

Ik hoop dat de ontbrekende speklapjes voor het getroffen personeel gevonden gaan worden in de pan van de Begeleidingscommissie AV 2017-2018 die defensie op aandringen van de bonden heeft ingesteld om maatwerk te leveren voor de mensen die als gevolg van dat akkoord mogelijk benadeeld zijn.

*Dit is een term die binnen deze groep wordt gebruikt en zelfs door defensie wordt gehanteerd om ze te duiden.

Meer over:
CAO