19 juni 2020

AFMP tegen extra waardering voor krijgsmachtadjudant

De AFMP is fel gekant tegen de bindingspremie die de Commandant der Strijdkrachten wil inzetten om een extra salarisverhoging van 30% toe te kennen aan de krijgsmachtadjudant en aan de adjudanten van de defensieonderdelen. De strijd om een in geld uitgedrukte extra waardering voor een kleine groep adjudanten kan naar onze overtuiging niet rekenen op de steun van de huidige manschappen en de onderofficieren van onze krijgsmacht. Onder het motto van ‘maatwerk voor de salariëring (voor) de Krijgsmachtsadjudant’ deed de CDS eerder al een ondoorzichtige poging tot verhoging. Toen stuitte dit op forse weerstand van de defensiebonden, waaronder de AFMP.

In maart 2020 duurde het de CDS kennelijk te lang om het overleg over het onderwerp stafadjudant en de bijbehorende salariëring af te wachten. Daarom daagde hij zijn OPCO-commandanten in een nota uit om hun onderdeeladjudant te belonen met een bindingspremie, waarmee zijn inkomen moest uitkomen op het salarisniveau van een majoor. De krijgsmachtadjudant en de adjudanten van de defensieonderdelen ontvangen momenteel een beloning die gelijk is aan het salaris van een kapitein. Zij krijgen deze beloning omdat de werkgever van mening is dat zij werkzaamheden verrichten die niet tot de reguliere adjudantstaken behoren. Dit is iets waarover overigens met de bonden nog nooit overeenstemming is bereikt en waarvoor geen rechtspositionele basis is. De CDS wil hen nog eens extra belonen met een salarisverhoging van 30%. Hiervoor wil hij de bindingspremie inzetten, een instrument dat normaal gesproken individueel wordt toegepast om ongewenst vertrek van defensiemedewerkers te voorkomen.

Strijd
Iets wat ooit begon met een plan om meer inhoud en status te verlenen aan de onderofficier, is verworden tot een slepende strijd om een in geld uitgedrukte waardering voor een kleine groep adjudanten. De huidige manschappen en onderofficieren van onze krijgsmacht zijn hier absoluut op tegen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond de overtuiging dat een onderofficier meer inhoud en status moest krijgen. In de tweede helft van de jaren negentig is dit langzaam in de praktijk gebracht. Bij de Marine werd dit als eerste zichtbaar. Op de grotere platformen werd de bestaande functie chef der équipage (CdE) beloond met de rang van adjudant. Deze chef werd beschouwd als een belangrijke schakel in de communicatie tussen de directie en de werkvloer.

Adjudant plus
Ook bij de andere krijgsmachtdelen werd gebrainstormd over een ‘adjudant-plus’. Zo werd bij de Luchtmacht de basisadjudant geïntroduceerd, die eigenlijk dezelfde rang had als die van een officier maar onderofficier moest blijven. Om dit mogelijk te maken, werden enkele gedateerde rangen opnieuw geactiveerd. De Landmacht was in die zelfde periode al een stap verder. Zij stelde een beleidsvisie op, waarin werd benadrukt dat goede onderofficieren niet verloren mochten gaan voor het onderofficierenkorps. Er moest een top worden gecreëerd met zo’n honderd stafadjudanten, die zouden worden betaald op officiersniveau.

Startsein
Voor ook maar één krijgsmachtonderdeel zijn plan kon lanceren, was bij het kabinet van de CDS per 1 september 1996 al een krijgsmachtadjudant aangesteld. Dit was het startsein voor de krijgsmachtdelen om in de eigen organisatie soorten ‘stafadjudanten’ te introduceren. Onderzoek naar de zwaarte van deze functies onderstreepte dat alleen de onderdeels- en krijgsmachtadjudant scoorden boven het niveau van adjudant-onderofficier. De overige stafadjudanten scoren op het niveau van adjudant of soms zelfs nog daaronder. Feitelijk werd hiermee door de werkgever, zonder dat de AFMP en de andere defensiebonden daarmee akkoord zijn gegaan, een vorm van functiebezoldiging geïntroduceerd.

Stevige weerstand
De bevelhebbers wilden in 2003 de mogelijkheid onderzoeken om te investeren in stafadjudanten met een bijzondere financiële situatie. Hiermee kon de doorstroming naar officiersrangen mogelijk worden verminderd. Dit stuitte toen al op stevige weerstand van de bonden. In 2005 kwam de commissie Positie Onderofficieren Krijgsmacht (CPOK, red.) met een verder uitgewerkt concept ‘adjudant-plus’. Doel van dit concept was om uitblinkende onderofficieren te behouden. Zo zouden er seniors ontstaan die de rol van bewaker en adviseur konden vervullen met bijbehorende financiële mogelijkheden die gelijk waren aan die van de uitloopfuncties. Een beleidsvisie die later werd uitgerold bij de krijgsmachtdelen. Lang na de opheffing van de losse krijgsmachtonderdelen én na de overgang naar één krijgsmacht onder één bevelhebber per 5 september 2005 werd in 2007 bij de Marine de ‘Beleidsvisie onderofficieren KM’ aanvaard. Hiermee werd de aanstelling van de eerste zes stafadjudanten een feit.

In de verdrukking
Ook hierna verdween het thema ‘stafadjudanten’ niet uit de gedachten van de vakbonden. Ondanks de breed gedragen wens om dit onderwerp echt eens goed op te pakken, is het daar nog steeds niet van gekomen. Sinds december 2015 heeft het op de ‘voorraadagenda’ gestaan en bij het afsluiten van de laatste twee cao’s is met de werkgever afgesproken dat ook de positie en de beloning van de stafadjudanten deel zullen uitmaken van de discussies over het nieuwe bezoldigingsstelsel en het nieuwe personeelsbeleid. Er zijn echter wel een paar tussentijdse pogingen van de werkgever geweest om tot een andere of aanvullende maatregel te komen. Deze maatregelen zagen slechts toe op een andere of betere beloning. Zo wilde de CDS het in 2018 via een nota mogelijk maken om een derde salariëringsniveau in te brengen. Dit niveau zou dan moeten komen naast de bestaande twee salariëringniveaus van stafadjudanten, die gelijk zijn aan het salaris van een eerste luitenant en kapitein. Dit derde niveau moest gelijk staan aan het salaris van een majoor en gaan gelden voor de krijgsmacht- en onderdeeladjudanten. Ook dit stuitte op verzet van de defensiebonden. De gewraakte nota werd daarom al snel ingetrokken.

Nota
Het één-na-laatste hoofdstuk in deze langdurige discussie was dus de nota van de CDS in maart van dit jaar aan de OPCO-commandanten. Daarin draagt hij hen op om hun onderdeeladjudant met een bindingspremie te belonen. Wederom aanleiding voor de bonden om hiertegen bezwaar te maken. De meeste stafadjudanten zitten binnen de 10 jaar voor hun LOM en daarmee kan er volgens de AFMP geen sprake zijn van een situatie om deze mensen te moeten binden . De rechtspositie laat zelfs niet toe dat mensen die bij defensie willen komen werken binnen die termijn nog worden aangesteld als militair. Bij de Luchtmacht is die ‘10-jaarregel’ zelfs reden om lopende bindingen af te breken.

Van tafel
Deze meest recente poging van de CDS om de extra beloning voor de acht topstafadjudanten van de krijgsmacht te realiseren, valt zichtbaar slecht bij de onderbouw van de organisatie. In het AD van 17 juni laat Defensie weten dat het gebruik van de bindingspremie slechts geopperd is en dat het inmiddels van tafel is. Daarmee is voor ons het gevaar niet geweken. In hetzelfde artikel laat Defensie namelijk weten dat commandanten wel binnen bestaande regels en mogelijkheden hun waardering mogen uiten door deze topstafadjudanten een extra toelage te geven.

Creatief zoeken naar oplossingen of fuck the rules?
Via onze leden heeft de AFMP al vernomen dat nu gekeken wordt om artikel 115 van het AMAR te gebruiken om toch de wens van de werkgever te kunnen doordrukken. Dit artikel regelt de schadeloosstelling van militairen en is een specifieke bevoegdheid van de minister van Defensie. De ‘Regeling uitkering chroom-6 Defensie’ is een van de regelingen die gebaseerd is op dit artikel. Wij vragen ons daarom af of deze topstafadjudanten zich zouden willen vergelijken met bijvoorbeeld deze groep slachtoffers? Welke schade hebben zij dan geleden waarvoor ze schadeloos gesteld moeten worden? Het mag duidelijk zijn dat de AFMP deze onbeschaamde zoektocht naar geldelijk gewin niet vind passen in een tijd waarin we moeten strijden om een eerlijk loongebouw voor alle militairen te realiseren. Voordeel voor de AFMP voor die discussie is wel dat de CDS nu wel alvast het maximale salarisniveau voor een functie van adjudantonderofficier heeft benoemd, namelijk het huidige met 30% verhoogde maximale salaris van een kapitein. Daarover kunnen we met de minister dus niet veel discussie meer krijgen!

Integriteitsschending
Naast dit alles is de kennelijke onbegrensde uitputting van middelen door de CDS om zijn beloningsdoel te verkrijgen in de ogen van de AFMP een integriteitschending, die een onderzoek waard is. Onze rechtspositie, zoals het AMAR en het Inkomensbesluit militairen, maar ook het besluit georganiseerd overleg Defensie die overleg en overeenstemming met de bonden voorschrijft over dit soort aangelegenheden, zijn voor alle militairen dienstvoorschriften waaraan zij zich moeten houden. Naar de overtuiging van de AFMP handelt de CDS door het zoeken naar en het overschrijden van de grenzen van deze voorschriften in elk geval in strijd met de gedragscode van Defensie. Iets waar juist de CDS de bewaker van zou moeten zijn!