8 oktober 2021

‘Die Afghanen kunnen we gemakkelijk herbergen’

Ook veteranen hebben de recente gebeurtenissen in Afghanistan, zoals de razendsnelle verovering van de hoofdstad Kabul door de Taliban, met argusogen gevolgd. Oplinie sprak met twee van hen en met een Afghaanse tolk die nog wél de dans wist te ontspringen. “Ik zie de toekomst voor mijn ouders in Afghanistan heel somber in.”

Tekst Fred Lardenoye

“Ongeloof, moedeloosheid, maar ook woede en verdriet,” zo benadrukte de (inmiddels voormalige) minister van Defensie in een brief aan Afghanistanveteranen over het gevoel dat heerst na de val van Kabul op 15 augustus. OpLinie sprak met veteranen die vooral geschokt zijn over de trage manier waarop de Nederlandse regering heeft gereageerd. Hierdoor zijn volgens hen talloze medewerkers van de Nederlandse militaire eenheden die in Afghanistan actief waren, overgeleverd aan de wraakzucht van de Taliban.
Luitenant Michael Nijs (51), zelf twee keer uitgezonden naar Afghanistan: “AFMP-voorzitter Ton van den Berg en oud-voorzitter Anne-Marie Snels zijn al maanden bezig om aandacht te vragen voor de tolken die in dienst waren van de Nederlandse krijgsmacht. Het is een farce hoe men politiek hiermee is omgegaan. De VS kondigden al maanden geleden aan dat zij eind augustus zouden gaan. Hoe haal je het in je hoofd om dan te denken dat het niet zo’n vaart zal lopen? Je kon op je vingers natellen dat het een chaos zou worden.”

Uruzgan
Nijs werd in juni 2006 als ‘techneut’ toegevoegd aan het herstelpeloton van de Luchtmobiele Brigade die is uitgezonden naar de Afghaanse provincie Uruzgan. Hij hield zich in het kamp in Tarin Kowt voornamelijk bezig met de communicatieapparatuur, maar had al snel door dat er van een opbouwmissie geen sprake was.
Nijs: “Vanaf dag één was het een vechtmissie. Een groot deel van onze eenheid werd al in juli en augustus ingezet om de Amerikanen steun te bieden bij gevechten in Helmand.” In september namen de Nederlanders de basis Martello over van de Canadezen. “Die basis werd aangevallen en er is keihard gevochten. Ik was er zelf nog in de periode dat de granaten over het kamp vlogen.”
In 2011 werd Nijs als onderofficier nogmaals uitgezonden, nu naar Kunduz. “Dat was een hele andere uitzending, want die richtte zich op het trainen van politiemensen. We hadden ook wel een beveiligingstaak, maar die lag voor een groot deel in Duitse handen.” Nijs had destijds al zijn twijfels over deze missie. “We leidden die mensen teveel op voor technische politietaken, terwijl zij eigenlijk te maken kregen met oorlogsgeweld. Ik bedoel: die politietaken moesten ze natuurlijk ook leren, maar daar had het niet bij moeten blijven.”

Kabul
Ook luchtmachtmilitair Cees Folmer (60) keek in augustus met verbazing toe hoe de Taliban in een vloek en een zucht Kabul veroverden, de stad die hij zo goed kent. Hij vertrok in 2005 naar Afghanistan als crewchief van de F-16’s die vanaf het vliegveld van Kabul werden ingezet. “In principe was het werk op de vliegbasis Kaboel niet anders dan het werken op de vliegbasis Leeuwarden, met dien verstande dat we F-16’s moesten voorzien van live-bombs en dat ze ook wel eens leeg terugkwamen. We zaten op het vliegveld van Kabul met de toestellen buiten het hek, dus in een soort niemandsland. Dat werd wel bewaakt, maar we zaten dus niet in het kampgedeelte.”
Folmer en zijn collega’s kregen ook regelmatig te maken met het oorlogsgeweld. “We hebben daar ook aanslagen gehad en aanvallen van 120 mm raketten meegemaakt, dievoorbijvlogen. Dus er was wel een dreiging. Maar desondanks voelde je je relatief veilig. Op den duur raak je er ook aan gewend.“

Twijfel en boosheid
Folmer betwijfelt of de snelle val van Kabul niet te voorspellen is geweest. “De inlichtingendiensten zouden dit geweten moeten hebben. En als dat zo is, dan hadden we zelf op tijd onze zaken moeten regelen. We kunnen ons dan niet verschuilen achter ‘het ging zo snel, dat hadden we niet kunnen voorzien’. Alsof je die tienduizenden Talibanstrijders zomaar ergens verstopt kunt houden in de woestijn.”
Nijs, die als veteraan ook meedraait in het project ‘Veteraan voor de klas’, realiseerde zich bij het zien van de beelden van de razendsnel oprukkende Taliban dat zijn verhaal gaat veranderen. “Daardoor werd ik ook echt in die ontwikkelingen meegezogen. Dan ga je weer terug naar wat wij daar hebben gedaan. Dat zal voor veel veteranen gelden. Aan de ene kant grijpt het me aan, want je weet dat wat je gedaan hebt meerwaarde heeft. Maar er is ook boosheid, als je ziet dat direct de wapens worden neergegooid als je na 20 jaar weggaat en de Taliban het zo kunnen overnemen. Er zit nu een regering die geen donder geeft om hun mensen. Er is ook geen samenhang tussen al die verschillende stammen in het land.”

Lange termijn
Over de vraag of de missie in Afghanistan nut heeft gehad, denken Folmer en Nijs genuanceerd. Folmer: “Die vraag moet je vooraf stellen en daar ook de duur van de missie door laten bepalen. Dat land heeft vanaf 450 voor Christus alleen maar ellende gekend, van oorlogen tot bezettingen. Dan moet je niet verwachten dat je dat even in twintig jaar kunt oplossen. Dat duurt drie generaties, daarom hadden we een langetermijnstrategie moeten hebben. We zijn veel te vroeg weggegaan. Dat komt ook omdat onze besluitvormers voor de korte termijn gaan, want over vier jaar zijn er weer verkiezingen.”
Ook Nijs vindt dat het westen de missie te abrupt heeft afgebroken: “Maar ik snap ook dat het een keer ophoudt, want na 20 jaar is een twintigjarige veertig en weet hij niet beter dan dat er buitenlandse troepen zijn die komen om te assisteren en adviseren. Wanneer is het kantelpunt dat ze je als een bezetter gaan zien?” Over het nut van de missie heeft hij een dubbel gevoel. “Ik denk zeker dat we daar verschil gemaakt hebben. Kijk maar naar die protesten van vrouwen, die opkomen voor hun rechten.”

Trage reactie
Beide veteranen zijn niet te spreken over gevolgen van de trage reactie van de Nederlandse regering. “Dat die mensen daar angst hebben, begrijp ik volkomen,” benadrukt Folmer. “Onze schoonmaker zat op de compound pikante blaadjes te lezen. Het zijn ook gewone mensen. Maar als de Taliban dat zouden weten, knopen ze hem op.” Hij ergert zich aan de tegengeluiden over het opnemen van de gevluchte Afghanen. “Ik begrijp niet dat mensen zeggen dat we 21.000 mensen niet kunnen herbergen in Nederland. We kunnen dat gemakkelijk, want we hebben een schreeuwend tekort op de arbeidsmarkt. Het zijn veelal jonge mensen over wie je het hebt, die kunnen we prima gebruiken.”
Nijs neemt het de Nederlandse overheid ‘ronduit kwalijk’ dat veel tolken, beveiligers en andere medewerkers niet tijdig geëvacueerd zijn. Hij heeft weinig illusies over wat er met de achterblijvers zal gebeuren. “Die Taliban 2.0, daar geloof ik niks van. Ik ben bang dat iedereen die met het westen heeft samengewerkt op een of andere manier onder druk gezet, vernederd en gemarteld wordt.”
Ook Folmer is weinig hoopvol over de toekomst: “Ik heb het idee dat de Taliban het beleid uit het verleden weer oppakken en dan wordt het al dan niet weer een broeinest van terrorisme. Maar als dat zo is en de olie in gevaar komt of er wordt weer een aanslag gepleegd, dan moet de wereld weer reageren en begint alles weer opnieuw. Hopelijk wordt er dan wel eerst over een langetermijnstrategie nagedacht.”

Afghaanse tolk: ’80 procent kans dat het niet goed afloopt met achterblijvers’

De Afghaanse tolk Mohammed - vanzelfsprekend gebruiken we uit veiligheidsoverwegingen niet zijn echte naam - is in tegenstelling tot de Aghanistanveteranen positief over het optreden van de Nederlandse regering. “Ik vind dat de Nederlandse regering het goed gedaan heeft. Tenslotte zijn meer dan 2000 Afghanen hier naartoe gekomen.” Wel maakt hij zich zorgen over de achterblijvers. “De Taliban zullen de achterblijvers vermoedelijk opsporen en iedereen die met de buitenlandse troepen heeft samengewerkt, zal ‘hem dan ook knijpen’. Ik denk dat de kans 80 procent is dat het slecht met hen afloopt. Maar het kan ook zijn dat de Nederlandse regering er toch nog in slaagt om afspraken te maken met de Taliban om ze alsnog te repatriëren.”
Zelf heeft hij, nadat hij moest vluchten vanwege zijn werk voor westerse militairen, al eerder succesvol asiel aangevraagd en gekregen in Nederland. Sinds kort is hij ook weer herenigd met zijn gezin. “Uiteraard ben ik gelukkig dat zij nu veilig in Nederland zijn. Ik weet zeker dat zij op dit moment in Afghanistan groot gevaar zouden hebben gelopen.”
Bijna dagelijks heeft hij contact met zijn ouders en andere familieleden die nog in Afghanistan zijn. “Ik maak me grote zorgen over mijn ouders. Het is niet veilig voor hen. Ik ben doodsbenauwd dat de Taliban hen op een dag vinden en dan vragen: ‘Bel eens met je zoon, want hij heeft voor de bezetters gewerkt’.” Volgens Mohammed is vluchten voor hen onmogelijk. “Hoe moeten zij dat doen, zonder geld en zonder middelen? En dan nog, de buurlanden van Afghanistan zitten echt niet te wachten op zulke vluchtelingen. Zij zijn vaak ook anti-westers. Dus ja, ik maak met grote zorgen voor de toekomst van mijn ouders en die van alle Afghanen. Want zolang de Taliban het voor het zeggen heeft, ziet het er heel slecht uit.”

Dit artikel is gepubliceerd in de op 2 oktober 2021 verschenen papieren uitgave van OpLinie.

Meer over:
Veteranen