4 februari 2016

ABP genoodzaakt tot premieverhoging vanaf 1 april

Vanaf april 2016 stijgt de maandelijkse premie bij pensioenfonds ABP met één procent. Door deze verhoging hoopt het fonds te kunnen voldoen aan zijn wettelijke verplichting om te zorgen voor voldoende kapitaalreserves. De verhoging geldt in principe voor vijf jaar; de werkgever betaalt 70 procent van die premiestijging, de werknemer 30 procent.

Pensioenfondsen zijn wettelijk verplicht hun financiële gezondheid te laten bewaken door De Nederlandse Bank. Die doet dat op basis van een door de politiek vastgestelde serie criteria en voorschriften, het zogenaamde Financieel Toetsingskader (FTK).

Dekkingsgraad
Een van de voorschriften in dat FTK betreft de dekkingsgraad. Dat is de verhouding tussen het bezit van het fonds en zijn huidige en toekomstige betalingsverplichtingen aan gepensioneerden. Met andere woorden: beschikt het fonds nu en in de toekomst over voldoende kapitaal om alle pensioenen uit te betalen? Daarvoor zijn zowel de premie van belang als de inkomsten uit beleggingen.
Of het pensioenfonds aan zijn verplichtingen kan voldoen is van veel factoren afhankelijk, onder andere van de ontwikkeling van de rente en de levensverwachting van de deelnemers. Hoe langer deelnemers leven, hoe meer pensioen moet worden uitbetaald. Is de dekkingsgraad 100 procent, dan heeft een fonds naar schatting precies genoeg kapitaal achter de hand om alle huidige en toekomstige deelnemers hun toegezegde pensioen te kunnen betalen. Bij een lagere dekkingsgraad heeft het fonds naar schatting onvoldoende kapitaal in huis. Op basis van de door het FTK voorgeschreven berekeningsmethode had ABP op 31 december 2015 een dekkingsgraad van 97,2 procent.

Vijf jaar te laag
Het FTK schrijft ook voor dat pensioenfondsen die op 31 december vijf jaar achter elkaar een dekkingsgraad lager dan 105 procent hebben, direct maatregelen moeten nemen om hun dekkingsgraad weer op 105 procent te brengen. Ook het ABP had eind 2015 voor de vijfde maal een dekkingsgraad onder 105 procent, het ABP bestuur moest dus snel in actie komen.

Premieopslag
Gekozen is voor het invoeren van een premieverhoging van 1 procent met ingang van 1 april 2016. Daardoor gaan burgerambtenaren 18,8 procent betalen en militairen 18,5 procent. Militairen die met leeftijdsontslag zijn en een UGM-uitkering ontvangen bouwen nog voor de helft van de tijd pensioen op en betalen dan ook de helft van de pensioenpremie. Voor hen geldt vanaf 1 april dus een verhoging van 0,5 procent (hun premie wordt 9,75 procent).

De werkgever betaalt 70 procent van deze premie en de werknemer 30 procent. Voor een gemiddelde deelnemer met een maandsalaris van € 3.500 bruto betekent de verhoging van de pensioenpremie dat hij/zij per maand ongeveer € 8 bruto meer premie betaalt.

Pensioenkorting
Tijdelijk een hogere inlegpremie vragen om meer rendement te kunnen boeken is één van de twee manieren om de kapitaalreserves van een pensioenfonds te versterken. De tweede manier is het verlagen van de uitkeringen, het zogenaamde korten op de pensioenen. Het ABP-bestuur heeft gemeld dat in 2016 in ieder geval niet gekort zal worden.

De FNV – de grootste vakcentrale van Nederland, waarbij ook de AFMP is aangesloten – wil dat de politiek voorkomt dat pensioenfondsen in 2017 gedwongen zullen zijn de pensioen te korten. Medio januari heeft de FNV de Tweede Kamer en staatssecretaris van Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid Jetta Klijnsma in een brandbrief opgeroepen daarvoor te zorgen door de voorschriften in het Financieel Toetsingskader aan te passen. Twee dagen later heeft de Tweede Kamer Klijnsma dringend verzocht op korte termijn met een creatieve oplossing op dat gebied te komen en de onnodige pensioenonrust te stoppen. (zie ook ons eerdere bericht op de website en in de OpLinie).

Meer over:
Pensioen
ABP